In de laatste twee maanden is al.arte.magazine aanwezig geweest op niet minder dan vier filmfestivals die allemaal films vertonen of zich specialiseren in films van en over het Midden-Oosten en/of Noord Afrika. Het Afrika Filmfestival bijvoorbeeld vond plaats van 11 tot 26 maart 2016 in Leuven en enkele andere steden in Vlaanderen en Wallonië. Het Festival Cinema Arabe was er weer van 19 tot 24 april 2016 in Rotterdam, en tot 7 mei op andere locaties, o.a. Amsterdam, in Nederland. MOOOV, één van de meest vooraanstaande festivals in Vlaanderen, liep van 19 april tot 3 mei in plaatsen als Turnhout, Brugge en Sint-Niklaas. En als laatste is er Eye on Palestine, een festival dat, zoals de titel suggereert, gespecialiseerd is in Palestina en plaatsvond van 22 tot 29 april, voornamelijk in Gent maar ook met speeldata in Antwerpen.
Wat deze festivals gemeen hebben is hun geëngageerde inspiratie: een tegenbeeld aanbieden van het westerse pessimisme waar Afrika en de Arabisch wereld slachtoffer van zijn.
MOOOV bestaat sinds 1992, onder de naam Open Doek, en is sinds 2014 – met de naamsverandering – veranderd in een platform voor film uit de hele wereld, met festivals in Brugge, Turnhout, Genk, Sint-Niklaas, Lier, Beringen, Lommel, Roeselare en Dilbeek en een jaarwerking met een wekelijks filmaanbod in Turnhout en Genk. Mooov leeft van subsidies als één van de grootste festivals in Vlaanderen, en ontvangt als onderdeel van de VAF-Basisstructuur steun van de Vlaamse overheid.
Het Leuvense Afrika Filmfestival werd opgericht in 1996 en heeft als centraal doel de beeldvorming over het Afrikaanse continent meer in evenwicht te brengen. Het wordt ook gesteund door het VAF, in hun onderdeel Structurele Werking. Meer en meer ziet het AFF zijn rol als een publieksfestival, waarbij het educatief wil zijn, films in verdeling wil brengen en wil bijdragen aan de training van jonge festivals en de opleiding van jonge cineasten.
Eye on Palestine bestaat zes jaar, en wil het Belgische publiek bloot stellen aan cultureel werk dat zelden of nooit te zien is op de commerciële Vlaamse circuit. Eye on Palestine is een non-profit sociaal-cultureel project gerealiseerd door een brede waaier van Belgische organisaties, instellingen en vele vrijwilligers. Zij zijn dus duidelijk minder gesubsidieerd en daardoor ook onafhankelijker in hun filmkeuzes en politieke engagement.
Cinema Arabe in Rotterdam toont sinds 2004 een beeld van een zeer diverse en dynamische Arabische regio. Het wil bijdragen aan een evenwichtiger beeldvorming over de Arabische wereld en de Arabische diaspora. Net als bij de Vlaamse festivals, zijn de meeste films buiten het festival niet in Nederland te zien.
In oktober vorig jaar vond ook het Rotterdamse Arab Camera Festival plaats. Het werd opgericht in 2011, nadat het Rotterdam Arab Film Festival werd opgedoekt. Het Arab Camera Festival ziet zichzelf ook als een artistiek platform waar een genuanceerd beeld van de culturele, politieke, sociale en artistieke situatie in Arabische landen wordt getoond en films worden geprogrammeerd rond actuele thema’s van de Arabische gemeenschap.
Een eerste probleem is dat geen van de Vlaamse festivals die hier vernoemd worden plaatsvindt in de meest multiculturele steden zoals Antwerpen en Gent.
Wat deze festivals gemeen hebben is hun geëngageerde inspiratie: een tegenbeeld aanbieden van het westerse pessimisme waar Afrika en de Arabisch wereld slachtoffer van zijn. Tegelijkertijd vertonen ze wel films die de realiteit van oorlog, discriminatie en foute politieke leiders niet uit de weg gaan. Het is de genuanceerdheid van de beelden, de debatten en de context waarin de films vertoond worden die als eerste naar voren komen uit de doelstellingen van de festivals.
Van deze vijf uitstekende festivals vinden er vier plaats rond hetzelfde tijdstip, in maart en april, een drie van die vier vinden plaats in Vlaanderen. Als we Vlaanderen en Nederland apart bekijken lijkt het in Nederland goed verdeeld: Arab Camera vindt plaats in Rotterdam in oktober, Cinema Arabe in Amsterdam in april. Zij staan dus niet in directe concurrentie met elkaar. Dat Cinema Arabe ook films vertoont in Rotterdam is in feite geen probleem, daar de festivals een half jaar van elkaar verwijderd zijn en er in Rotterdam – een heel diverse stad – dus minstens twee maal per jaar films met Arabische thema’s te zien zijn.
Maar in Vlaanderen zien we wel enkele problemen met de programmatie van films op de drie festivals: zij concurreren direct met elkaar in maart en april, om een publiek dat veel gelijkenissen vertoond, en gaan ook in competitie met Cinema Arabe in Amsterdam, wat tenslotte niet ver is. Een eerste probleem is dat geen van de Vlaamse festivals die hier vernoemd worden plaatsvindt in de meest multiculturele steden zoals Antwerpen en Gent. De grootste stad die MOOOV aandoet is Brugge, waarnaast Turnhout, Sint-Niklaas, Genk, Lier, Roeselare, Koersel-Beringen en Dilbeek niet in staat zijn een groot publiek te inspireren om van ver het festival te bezoeken. AFF concentreert zich op Leuven. Wat festivals vaak populair maakt is hun locatie, en steden zoals Gent, Antwerpen of Brussel spreken tot de verbeelding, zijn makkelijk te bereiken met het openbaar vervoer, en hebben ook andere evenementen en accommodatie te bieden, zowel als plaatselijk entertainment.
Daar er bijna geen Arabische of Afrikaanse films in omloop zijn in Vlaamse cinema’s, is het van cruciaal belang dat filmfestivals bestaan.
Wat MOOOV dan weer wel heel succesvol doet is een lokaal publiek aanspreken, een publiek van leden van filmclubs en culturele centra, dat geïnteresseerd is in culturele evenementen en in de multiculturele context waarin de films zich afspelen. Het publiek van het festival zelf is echter niet of amper multicultureel. Er wordt dus, zoals VAF dat vraagt, aan publiekswerking gedaan, waarbij nieuwe publieken worden aangesproken voor films die niet in het commerciële circuit terecht komen, maar dat publiek blijft beperkt door de locatie. Ook het Afrika Filmfestival doet aan publiekswerking via het VAF. Dit festival, dat zich ook grotendeels in Vlaams-Brabant afspeelt, slaagt er echter wél in een publiek te bereiken dat voor ten minste een deel dezelfde wortels heeft als de films, naar alle waarschijnlijkheid omdat Leuven een grote internationale studentengemeenschap heeft. Enkel Eye on Palestine gaat wel naar die grotere, multicultureel diverse steden, waar het dan ook een hyperdivers publiek aantrekt. Bij EOP is het probleem echter dat het niet heel veel investeringen of subsidies krijgt, waardoor het niet de beste films aantrekt (of kan betalen) en ook niet voldoende reclame kan maken voor zichzelf. Hun publiek blijft dus erg beperkt, alsook de berichtgeving in lokale of regionale media. Daar er bijna geen Arabische of Afrikaanse films in omloop zijn in Vlaamse cinema’s, is het van cruciaal belang dat filmfestivals bestaan. MOOOV, EOP en AFF doen hun best, zij het soms met erg beperkte middelen. Meer geografische spreiding zou een groter en meer verscheiden publiek mogelijk maken.
Krachten bundelen, zou ik zeggen, om een samenwerking i.p.v. een concurrentiestrijd aan te gaan
Een tweede en misschien wel het grootste probleem van deze festivals is hun tijdstip. Dat zij zich allemaal concentreren rond maart-april werkt beperkend het aanbod aan films en diversiteit binnen de festivals zelf erg beperkt blijft door overlappen in thema’s en filmaanbod. Dit zorgt dat ze steeds meer en meer met elkaar in concurrentie gaan, en de sterkste (lees: meest gesubsidieerde) de kleinere dreigt te verduwen. In maart vertoonde AFF o.a. Les Hommes d’Argile, Much Loved, Mediterranea, en Endless River, allemaal films die ook te zien waren op MOOOV. Eye on Palestine vertoonde The Idol en Ave Maria, beiden ook te zien op Cinema Arabe en op MOOOV. As I Open My Eyes en Fatima werden vertoond op Cinema Arabe en MOOOV, en waren voordien ook al te zien op het Brusselse Festival Cinema Mediterraneen.
Op zich mogen deze geografische en tijdsgebonden overlappen geen probleem zijn voor relatief kleine festivals, maar er is een veel groter aanbod aan films uit de Arabische en Noord-Afrikaanse regio’s dan zij kunnen aanbieden door hun positie en onderlinge concurrentie. Mochten de festivals zich wat meer spreiden, idealiter in samenspraak en met elkaars volle medewerking, dan hoeven ze niet alleen niet te concurreren over de beschikbare films, maar kunnen ze ook hun publiek meer spreiden en elkaars publiek aanspreken. Krachten bundelen, zou ik zeggen, om een samenwerking i.p.v. een concurrentiestrijd aan te gaan, om op die manier Vlaanderen en Nederland te voorzien van het best mogelijke aanbod aan de geweldige films uit de regio van het Midden-Oosten en Noord-Afrika!
Het bericht Hoe uitstekende filmfestivals te veel met elkaar concurreren verscheen eerst op al.arte.magazine.